‘Hier ergens moet hij liggen’, zei Eldrick. ‘Ik kon niet veel zien door de dichte mist.’
‘We gaan elk tien stappen in een andere richting’, zei broeder Stefanus kordaat. ‘Blijf luid praten, zodat we elkaar niet verliezen. We moeten hem vinden voor het donker wordt.’ Joachim bond het paard aan een boom en liep weg.
‘Hier ligt hij, broeder Stefanus!’ Eldrick liep in de richting van het geroep. Samen met broeder Stefanus kwam hij op de plek waar de man nog steeds op zijn rug lag. Zijn handen omklemden de dolk niet meer, ze waren weggegleden. Broeder Stefanus knielde bij de gewonde neer en luisterde of hij nog ademde.
‘Snel, de deken!’ Hij stak zijn hand uit. Eldrick gaf hem de deken. Was de man dood? Hij durfde het niet te vragen.
Op een koude winteravond vindt de jonge monnik Eldrick een gewonde ruiter in het bos. De monniken nemen de man op in de abdij, maar als blijkt dat hij met een belangrijk bericht op weg was naar de koning, is zijn leven niet meer zeker. En ook Eldrick en de andere monniken raken verstrikt in een web van dodelijke intriges.
Met tekeningen van Luc Vincent.
Vlaams Filmpje nr. 7, januari 2013.