Dublin 1916. Het leven is hard voor Brian O’Malley.
Als oudste van een groot gezin, zonder vader en met een zieke moeder, is hij de kostwinner. Om de eindjes aan elkaar te kunnen knopen, combineert Brian verschillende baantjes. Hij werkt dag en nacht. En hoewel hij zijn vader erg mist en heel wat afpiekert, rebelleert Brian niet tegen zijn lot. Hij geniet van de schaarse vrije momenten met zijn vriend Kevin en ook zijn bezoekjes aan de pub, met mooie Hannah aan de tapkast, zorgen voor vergetelheid.
Maar de algemene onvrede over de schrijnende armoede en de onderdrukking door de Engelsen broeit. Een opstand lijkt onafwendbaar en Brian wordt toch nog onverwachts en tegen zijn zin meegesleurd in een spiraal van geweld.
Op aangrijpende wijze geeft de auteur weer dat je in je leven onvermijdelijk voor keuzes komt te staan. Ook Brian móét kiezen, of hij wil of niet. Voor zichzelf of zijn familie, voor rede of gevoel, voor berusting of engagement.
Clavis
Voor jongeren vanaf 16 jaar
Nominaties
Longlist Thea Beckmanprijs (prijs voor beste historische jeugdboek) 2004
Kinder-en Jeugdjury Vlaanderen 2006
Dit boek is niet meer in de reguliere boekhandel te verkrijgen. Stuur een mailtje naar webshop@alinesax.be om een (nieuw!) exemplaar te bestellen.
Fragment uit het boek:
Maandag 13 december 1915
‘Verdomme, sta toch eens stil!’ Ik gaf Nelly een tik tegen haar bips. Maar ze lette niet eens op mij en spetterde nog meer water uit de teil. Ik had de wastobbe tot voor het haardvuur gesleept en volgegoten met warm water. Nu leek het wel of het dak van ons huis was gewaaid en een felle regenbui de hele woonkamer had doorweekt. Ik zat op mijn knieën voor de drie meisjes en mijn broek was doornat.
‘Waar ga je heen, zieke, oude Paddy? Waar ga je heen? Waar ga je heen? Zieke, oude Paddy, waar ga je heen?’
Nelly sloeg ritmisch in het water, terwijl Lizzy het liedje zong. Het was hun favoriete liedje, omdat Paddy’s naam erin voorkwam. Paddy was de bakker voor wie ik ’s morgens werkte. Ik pakte Nelly’s handjes vast, spoelde haar af en porde met mijn elleboog Lizzy in de zij, zodat ze zou ophouden met zingen.
‘Brian, ik heb koud.’ Maggie keek me met een trillend onder-lipje aan. Ik had haar twee minuten geleden uit de tobbe gehaald en in de handdoek gewikkeld.
‘Ga dan wat dichter bij het vuur staan. En Nelly, hou nu op!’
Haar ingezeepte handje was uit mijn handen geglibberd en het water spatte weer over me heen. Nu luisterde ze, maar ze begon wel uit volle borst met haar zusje mee te zingen.
‘Naar de kerk, naar de markt? Nee, naar mijn liefje toe. Naar mijn lieve liefje toe!’ Hun hoge kinderstemmetjes klonken afschuwelijk vals. Ik stond op, tilde Nelly uit het water en wikkelde haar bij haar zus in de handdoek.
‘Droog maar bij het vuur.’
Lizzy was nu ook stil. Ik zeepte haar in en gaf haar het stuk zeep, terwijl ik haar afspoelde. De zeep glipte uit haar handje en schoof als een vis op zijn buik de woonkamer door. Ze sprong er wild achteraan. Ik zuchtte, maar liet haar begaan. Toen ze de zeepvis gevangen had, klom ze weer in de tobbe. Ik nam de beker en spoelde haar nog een keer af.
De drie meisjes stonden samen in de grote handdoek voor het vuur te drogen, terwijl ik hun nachthemdjes ging halen in de andere kamer.
Na alle vrolijkheid van daarnet waren ze opeens rustig. Ik trok hun de witte hemden aan – alle drie nog van mij geweest en dus veel te groot voor hen – en ging met hen naar de kamer. We sliepen er alle vier in een tweepersoonsbed. Het was maar een kleine slaapkamer, met alleen het bed en een grote scheepskist.
Het bed stond met een kant tegen de muur en ik sliep aan de andere kant, zodat ze er niet uit konden vallen. Thomas, de baby, sliep meestal bij moeder in de woonkamer.
‘Brian … een verhaaltje,’ pruilde Maggie. Ze keek me met haar grote ogen smekend aan. Daarmee kon ze me altijd overhalen, en dat wist ze.
Ik stopte hen onder, deed de deur dicht, sloot daarmee het schijnsel van het vuur buiten, en ging op de rand van het bed zitten.
‘Lang geleden leefde er in de heuvels buiten de stad een grote trol. Zijn naam was Vordok en hij had een hol diep onder de grond. ’s Winters, als het hard waaide, kon je zijn gefluister horen in de bomen.’
De verhalen die vader me jarenlang verteld had, reproduceerde ik nu voor hen. De dingen die ik niet meer precies wist, fantaseerde ik er zelf bij. Ik was verzot geweest op de verhalen van mijn vader en had nooit beseft hoeveel kopzorgen ik hem bezorgde door er elke avond om eentje te bedelen. Het was gewoon verschrikkelijk om avond na avond iets nieuws te verzinnen. Mijn publiek was heel kritisch. Als ze vonden dat mijn verhaal te veel leek op dat van de avond tevoren, moest ik meteen opnieuw beginnen. Lang hoefden de verhaaltjes niet te duren. Drie minuten vonden ze genoeg. Gelukkig maar, want het viel me na twee minuten al moeilijk om nog iets zinnigs te bedenken.
Ik gaf hun alle drie een kus en liep weer naar de woonkamer. Moeder zat, zoals altijd, rechtop in bed. Ze leunde achterover in de kussens, met de kleine Thomas op haar schoot. Ze opende haar ogen toen ik binnenkwam. Na vaders … na de verhuizing was ze ziek geworden. De dokter wist niet wat er precies scheelde. Ze at nauwelijks en werd almaar zwakker. Toen ze er nog een longontsteking bij had gekregen, had de dokter haar verplicht te eten, maar nog werd ze niet beter. Haar ogen stonden dof, haar wangen waren ingevallen. Ook de hoest en de pijn in haar borst gingen niet weg. Soms waren er betere dagen en kon ze even naar buiten, maar meestal bleef ze gewoon binnen, in haar bed of op de sofa. Ze leek twintig jaar ouder dan de vijfendertig die ze was.
‘Slapen ze?’ Haar stem klonk vermoeid.
Ik knikte, liet me op de oude sofa vallen met mijn benen voor me uit, en sloot mijn ogen.
‘Ik ruim de boel dadelijk wel op,’ zei ik verontschuldigend.
‘Je moet ermee ophouden, Brian. Je gaat eraan kapot.’
Ik schudde vastberaden het hoofd. ‘Het moet. We hebben het nodig, moeder. En het valt wel mee.’
Ik voelde, met mijn ogen nog altijd dicht, dat ze me aankeek en het hoofd schudde. Ze had het me al zo vaak gezegd en ik had dit al zo vaak geantwoord.
‘Het gaat echt wel, heus.’ Ik stond op en raapte de handdoek van de grond die de meisjes voor het vuur hadden laten liggen. Ik viste de zeep uit het badwater en trok mijn hemd uit. Met een snelle beweging dompelde ik mijn hoofd in het water.
‘Maggie heeft trouwens schoolspullen nodig,’ zei ik, terwijl ik met druipend hoofd weer bovenkwam. ‘En onze matras …’ Met mijn rug naar haar toe zeepte ik me in. Ze zei niets meer. Ik wist dat ze woedend was op zichzelf omdat ze me niet kon helpen. Omdat ze zelf geen geld kon verdienen.
‘Het is niet uw schuld, moeder.’
‘Ik kan verstelwerk doen. Dan hoef jij niet meer bij Paddy te gaan werken.’
De handdoek was te nat om me goed af te kunnen drogen. Ik ging in kleermakerszit voor het haardvuur zitten.
‘Is Nora vandaag nog geweest?’ vroeg ik, om van onderwerp te veranderen. Nora was een vriendin van moeder, en een welkome hulp. ‘Nee.’ We gleden weg in een stilzwijgen. Ik volgde met mijn vinger de versleten draden van het tapijt dat de vorige bewoners hier hadden achtergelaten, en luisterde naar de stemmen van onze onderburen.
‘Ik ga ook slapen. Morgen is het weer vroeg dag.’
Ik liep naar het bed en gaf haar een zoen.
‘Zal ik Thomas meenemen?’
‘Hij slaapt al, laat hem maar hier. Slaapwel.’ Ze tekende met haar duim een kruisje op mijn voorhoofd.
Vroeger deed vader dat, nu zij.
En wat vond de pers van De gebroken harp?
Hoe kies je een boek? Zes leestips
Voorleesboeken die opvallen door hun humor, leuke pointes en frisse taal, maar ook een eerste-hulp-bij-boekbesprekingen, een historische roman en een onverwoestbare klassieker van Astrid Lindgren. Een greep uit het recente jeugdboekenaanbod.
ALINE Sax, een studente geschiedenis uit Wilrijk, is nog maar twintig en heeft al drie historische romans op haar naam. Mist over het strand gaat over de Hitlerjugend en Duivelsvlucht over de bokkenrijders. Ik las alleen haar jongste boek, De gebroken harp, dat zich afspeelt tegen de achtergrond van de Ierse Paasopstand tegen de Engelsen in 1916. Het verhaal vertelt hoe de politieke strijd langzaam binnendringt in het leven van een achttienjarige die zich eigenlijk afzijdig wil houden. Het grauwe bestaan van de Ierse arbeidersklasse wordt geschetst via treffende details. De flashbacks worden deskundig gespreid. De laatste hoofdstukken geven een goed beeld van wat je je bij een stedelijke opstand moet voorstellen. De schrijfster heeft voldoende aandacht voor gevoelens en motieven en haar vertelstijl is vlotjes, zonder franjes. De gebroken harp is een historische roman van een heel behoorlijk niveau. Voor lezers vanaf 14 jaar.
Ed Franck (Standaard der Letteren, 9 september 2004.)
♦♦♦
Met accurate en boeiende pen beschrijft Aline Sax de Paasopstand in Dublin in 1916. Dit doet ze door de ogen van de achttienjarige Brian O’Malley. Terwijl zijn vader eerder gestorven is bij een straatconflict, tracht hij de eindjes aan elkaar te knopen om met zijn zieke moeder, zijn drie zusjes en zijn kleine broertje te overleven in het door Engeland bezette Ierland. Het pure overleven, met daarbij de schaarse gelukkige momenten van vriendschap die hem even de ellende helpen vergeten, houden hem in het eerste deel weg van het politieke engagement tegen de Engelse onderdrukking.
Maar de opstand is onafwendbaar, en door een aantal dramatische voorvallen kan hij er niet langer onderuit. Zo wordt hij, vol twijfels, meegesleurd in een spiraal van geweld. In dit aangrijpend verhaal, gebaseerd op waar gebeurde feiten, geeft de auteur de historische volksopstand een menselijk gezicht. Ze sleurt je mee in de onvermijdelijke keuzes en de daarbij horende emoties van de personages. Door een genuanceerde opbouw vermijdt ze een ‘tranendal’, maar weet ze ellende, hoop en strijd goed met elkaar te verbinden tot een spannend verhaal dat je in één ruk uitleest. Een afrondend nawoord, verklarende voetnoten, een plattegrond van Dublin in 1916 en historische foto’s van voor, tijdens en na de opstand verluchten het geheel en geven het een realistische meerwaarde. Dit boek (reeds de derde historische roman van deze prille, twintigjarige auteur) is genomineerd voor de Bontekoe-prijs (prijs voor het beste historische jeugdboek) die uitgereikt wordt op 18 september 2004.
Eric Vanthillo (Pluizuit recensiesite: www.pluizuit.be)
♦♦♦
In het Dublin van 1916 wil de 18-jarige Brian niets met het geweld van de Ierse onafhankelijksstrijd te maken hebben. Als oudste van een gezin zonder vader en een zieke moeder moet hij de kost verdienen. Maar als een van zijn zusjes ziek wordt en hem geld geboden wordt voor haar behandeling in ruil voor zijn lidmaatschap, staat Brian voor een moeilijke keuze. In een vlotte stijl vertelt de auteur de gebeurtenissen van dag tot dag waardoor het een ooggetuigeverslag lijkt en het dilemma van Brian scherp naar voren komt. De economisch schrijnende omstandigheden van de Ieren aan het begin van de twintigste eeuw worden overtuigend beschreven. Ook de drie foto’s en een prent in zwart-wit ondersteunen de feitelijke gebeurtenissen van het verhaal. Het heeft een goede spanningsopbouw, overtuigende karakters en de dilemma’s van Brian zetten aan tot nadenken. Ze geven een genuanceerd beeld over de motieven om aan militante acties mee te doen. Vanaf ca. 12 jaar. Op de schutbladen achterin het boek is een kaart afgedrukt van Dublin in 1916.
Openbare bibliotheek Culemborg (http://www.obculemborg.nl/obculemborg/html/idp-week20.html)
♦♦♦
Alles van waarde is weerloos
De 18-jarige Brian O’Malley heeft andere zorgen dan de Ierse vrijheidsstrijd. In het eerste deel van de roman lezen we hoe hij na de dood van zijn vader – ‘vermoord’ door een verloren kogel van Britse soldaten – zijn drie zusjes, babybroertje en zieke moeder in leven probeert te houden. Fel gekant tegen alle vormen van geweld weigert hij toe te treden tot het burgerleger. Het motto van zijn vader, ‘alles van waarde is weerloos’, sterkt hem in zijn overtuiging. Tot ook zijn zusje door een verdwaalde Engelse kogel getroffen wordt. Op dat ogenblik dwingt zijn moeder hem om toe te treden tot het Citizen Army, dat in ruil voor zijn inzet de hospitalisatiekosten op zich zal nemen. In het tweede deel krijgt Brian een opleiding in het burgerleger en strijdt hij plichtsgetrouw, maar nog altijd gekweld door ambigue gevoelens, mee in de bloedige Paasopstand van 1916 in Dublin.
Aan het hele verhaal is te merken dat Aline Sax in de eerste plaats historica is. Na een wat aarzelende situering en sfeerzetting in het eerste deel brengt ze in deel twee een nauwgezet verslag van het verloop van de strijd. Dat de roman over de overlevingsstrijd van Brian gaat, zoals de flaptekst laat uitschijnen, is slechts gedeeltelijk waar. Sax zet in deel één vooral historische sfeerscènes neer, die ze keurig op data ordent. Het gezin van Brian is daarbij exemplarisch voor de grote armoede in Ierland tijdens de Eerste Wereldoorlog. De situering (Dublin, Ierland …) en het hoe en waarom van die armoede openbaart zich slechts moeizaam, wellicht heeft historica Sax hier te weinig rekening gehouden met het ver-van-mijn-bedsyndroom en de geringe voorkennis van de jonge lezer. Bovendien is er weinig duiding over de ziekte van de moeder – behalve een late verwijzing naar eerdere kinderen die aan tbc gestorven zijn. Een en ander maakt dat de moeder als personage én Brians onderdanige bezorgdheid vragen oproepen. De aandacht voor Brians gevoelens, en niet in het minst voor zijn afkeer van geweld, wordt eerder fragmentarisch, keurig en geordend in momentopnames neergezet. Dat verhindert een vlotte inleving.
Even gestructureerd uitgewerkt als de gedateerde taferelen zijn de flashbacks die naar vaders dood toewerken. Sax hangt ze op aan cliffhangers en stopt door dosering van informatie een zekere spanning in het eerste deel. Het tweede deel is door de nauwkeurige reconstructie van een burgeropstand historisch interessant. Vooral het minutieuze verslag van de opstand zelf is met vaart en spanning geschreven. Vanuit haar historische kennis schenkt Sax aandacht aan details die de strijd inkleuren. Nog beter zou een verwerking van bepaalde noten in de tekst geweest zijn. Waarom bv. de Shawlies niet meteen kortweg een typerende verklaring meegeven in plaats van de lezer naar de laatste pagina te verwijzen?
Brian staat in deel 2 model voor de onvoorbereide vrijheidsstrijder, zonder wapen, zonder uniform en vooral zonder ervaring. Wat hem onderscheidt van zijn vrienden is zijn blijvende afkeer van geweld. Toepasselijk of niet – en voor de lezer als zinvol devies in de strijd niet altijd even duidelijk – blijft hij het motto ‘alles van waarde is weerloos’ trouw. Brian komt in het strijdgewoel overtuigender over dan in het eerste deel. Er zit een duidelijkere lijn in zijn gedrag. Zijn twijfel tussen plicht en verlangen naar het gewone leven leveren sprekende scènes op. Het verlangen van Hannah in de pub bijvoorbeeld of hun aarzelende ontmoetingen. De passages waarin hij tussen de gevechten door uit oude postkaarten een theatertje voor zijn zusjes maakt, zijn sfeervol en aangrijpend. De woede over het moorden van de Engelsen krijgt de bovenhand op zijn twijfels wanneer hij zijn kameraden ziet sneuvelen en vooral wanneer ook de weerloze Hannah door het toeval geraakt wordt, net zoals eerder zijn weerloze vader en zusje. Aline Sax geeft hem als laatste symbool de afgerukte knoop van een uniformjas mee. De tekening van een harp erop, symbool van het vrije Ierland, is samen met Brians dromen gebroken. Alles van waarde hebben ze hem afgenomen. Hier eindigt Sax het historische én het persoonlijke verhaal nogal abrupt, zodat een nawoord met verdere historische duiding, met feitenmateriaal, noodzakelijk was.
De gebroken harp is een momentopname uit de Ierse geschiedenis in de twintigste eeuw. Als historische evocatie verdient het boek een plaatsje naast o.m. Het lied van Nory Ryan van Patricia Reilly Giff, Waar de zon ondergaat of De verdwijning van Ron Langenus en Honger van Roger Schoemans. Om zoals die romans echt als historisch jeugdboek te schitteren mist het verhaal de soepelheid om zich los te maken van de feiten. Nog wat meer volgehouden aandacht voor de evolutie van de personages en hun onderlinge relaties zal de volgende historische romans van Aline Sax ten goede komen.
Jet Marchau, Leeswelp, oktober 2004